CSrental

Richtlijnen voor vloerverwarming / opstookprotocol

Dit opstook- en afkoelprotocol moet bij voorkeur meemaals worden uitgevoerd voordat een vloerbedekking of -afwerking (kunststofvloer, tegels, plavuizen, parket, laminaat marmoleum enz.) wordt aangebracht.
Onder vloerverwarming wordt in dit opstook- en afkoelprotocol een warmwaterleiding verstaan die in een vloer is opgenomen. De vloer moet boven de waterleiding tenminste 25 mm dik zijn.  

In dekvloeren waarin vloerverwarming is opgenomen, kan scheurvorming ontstaan door thermische lengteveranderingen. Omdat risico zoveel mogelijk te beperken, is het noodzakelijk de vloerverwarming langzaam en met regelmaat op temperatuur te brengen. Het is raadzaam daarvoor onderstaand opstook- en afkoelprotocol te hanteren. Een opstook- en afkoelprotocol voor vloerverwarming gaat uit van de watertemperatuur van de verwarmingsinstallatie en niet van een eventuele thermostaattemperatuur in de betreffende ruimte.

Het is verstandig om het proces voort te zetten totdat het water een temperatuur van maximaal 40°C heeft bereikt. Als algemene regel geldt dat het water niet heter mag worden dan maximaal 40°C. Installatiebedrijven geven vaak 55°C als maximale temperatuur aan. Dit leidt echter tot een aanzienlijk verhoogd risico op scheuren en losraken. Indien het niet per se nodig is om 55°C aan te houden, is het aan te raden om het stookprotocol aan te passen naar 40°C. Ga zeker niet hoger dan 55°C. De kans op schade neemt namelijk enorm toe! Het is ook belangrijk dat de dekvloer ongeveer op eindsterkte is. Daarom mogen cementgebonden dekvloeren bij voorkeur niet binnen 28 dagen worden opgewarmd.

Voor calciumsulfaat gebonden dekvloeren kan dit desnoods, afhankelijk van de mortelkwaliteit, wel iets eerder gebeuren. Calciumsulfaat heeft namelijk een hogere interne buigtreksterkte.
Hoeveel eerder is niet aan te geven en hangt geheel af van de omstandigheden waaronder de vloer is opgedroogd. Als vuistregel geldt dat de calciumsulfaatvloer niet meer dan 3% vocht per gewicht mag bevatten. Dit moet worden bepaald met een calciumcarbidemeter.

Het opstook- en afkoelprotocol:

Start met een watertemperatuur die 5°C hoger is dan de omgevingstemperatuur van de betreffende ruimte. De watertemperatuur moet worden afgelezen op de verwarmingsinstallatie. Verhoog de watertemperatuur iedere 24 uur (of langer) met 5°C, net zolang tot de praktisch maximale watertemperatuur van 40°C is bereikt (zie opmerkingen hiervoor). Houd de maximum watertemperatuur minimaal 24 uur stabiel op 40°C. Verlaag daarna de watertemperatuur iedere 24 uur met 5°C, net zolang tot de starttemperatuur weer is bereikt. Steeds vaker komt het voor dat een vloerverwarmingssysteem ook kan koelen. Bij een dergelijk systeem is het belangrijk (zeker ’s zomers bij hoge temperaturen) dat de afkoelcyclus wordt doorgezet totdat de minimale temperatuur op de verwarmings- en koelunit 15°C bedraagt. Wanneer er voldoende tijd beschikbare is, herhaal deze cyclus dan meerdere malen. Het is verstandig om dit opstook/afkoelprotocol aan de eindgebruiker/ consument te verstrekken ten behoeve van normaal gebruik na de oplevering. Het opstook- en afkoel protocol moet namelijk ook na langdurige stilstand van de vloerverwarming worden gevolgd.
Opstookprotocol
Dag 1 Watertemperatuur 20°C Dag 2 25°C
Dag 3 30°C Dag 4 35°C
Dag 5 40°C Dag 6 40°C